13 FEBRUARI 1935.
241
dacht vestigen op de vergadering, welke destijds op het
Gemeentehuis is gehouden, en waar door Generaal-majoor
Mathol de Jongh is gesproken. Een uitnoodiging werd gericht
aan verschillende ingezetenen en ook aan de burgerwacht. Van
de leden der burgerwacht is niemand verschenen. Spr. wil
opmerken, dat dit geen waar leveren is voor het geld, dat
door de Gemeente ten behoeve der burgerwacht wordt be
steed.
De post wordt daarop zonder hoofdelijke stem
ming goedgekeurd en vastgesteld.
HOOFDSTUK IV. Volksgezondheid.
De heer VAN DER VEN zegt, dat nog steeds last wordt
ondervonden van stank, welke wordt verspreid door de
H. K. I. Bovendien wijst hij op de fabriek van den heer
Mol aan den Tramsingel. De omwonenden van die fabriek
hebben hinder van vuur en asch. Spr. verzoekt hierin
te doen voorzien.
De heer SCHRAUWEN zegt het volgende
Mijnheer de Voorzitter.
Ik zou gaarne eenige woorden willen wijden aan het spook
der ondervoeding, dat bij vele werkloozen en armen reeds
op den drempel staat, misschien bij eenigen reeds is binnen
geslopen.
Wat zeggen Burgemeester en Wethouders in hun ant
woord op het Centraal Rapport over dit onderwerp „Hoe
wel er geen aanleiding is tot vrees, dat ondervoeding zal
optreden, is toch een aanvang gemaakt met de schoolkinderen
te onderzoekenDit antwoord heeft eenige overeenkomst
met het gezegde van den Minister in de Tweede Kamer der
Staten-Generaal, dat ondervoeding eerst na drie jaren zal
blijken. Maar, dan is het te laat Neen, Mijnheer de Voor-