242
13 FEBRUARI 1935.
zitter, willen wij vooral voorkomen, dat het spook der onder
voeding onder de massa gaat rondwaren en zijn heilloozen,
voor vele geslachten noodlottigen arbeid verricht, dan zullen
wij ook de middelen te baat moeten nemen, welke ons in
dezen strijd van dienst kunnen zijn. En dan wil ik, ter voor
koming van misverstand, er op wijzen, dat niet alleen de
officieel geboekte crisis-werkloozen en armlastigen de zorg
der gemeenschap behoeven, doch dat daarnaast nog vele
medeburgers en lang niet de minst respectabelen in onze
gemeentelijke samenleving geholpen moeten worden ik
heb hierbij voornamelijk op het oog de stille armen en de
minimumloonlijders, de min of meer valide werkers, die hun
arbeidskracht (in vele gevallen weinig benoodigd) geven
,,voor een krats".
Er is nood, ja, zelfs groote nood. En wij allen, die te zamen
de gemeentelijke bevolking vertegenwoordigen, zijn verplicht
dien nood naar best vermogen te lenigen. Het is in dit ver
band wel algemeen bekend, dat alle gemeenten met geld
gebrek te kampen hebben, maar dit ontheft ons nog niet van
genoemden plicht. Want te ontkennen valt het niet, dat de
per 1 Juli ingegane steunverlaging de behoeftigen onder ons
zeer sterk getroffen heeft, en al zouden wij wenschen, dat
deze verlaging ook thans nog niet zonder meer als een afge
dane zaak werd beschouwd, moeten wij ons toch op dit
oogenblik bij den thans door de steunverlaging geschapen
toestand neerleggen. Indien het werkelijk onvermijdelijk is,
late men de thans geldende steunregeling voortbestaan, maar
men verzuime dan ook niet, maatregelen te nemen, waardoor
op andere wijze het tekort in de regeling wordt aangevuld.
Onlangs las ik in een dagblad het volgende
,,Vijf geboden stellen wij aan de regeering en aan alle
andere, daarvoor in aanmerking komende instanties
I. Gij zult de „vaste lasten" (huur, gas, electriciteit enz.)
verlagen
II. Gij zult geen particuliere ondersteuningsgiften van
kerkelijke 'genootschappen, liefdadigheidsvereenigingen en