13 FEBRUARI 1935. 247 Wethouder VAN MIERLO wil den heer Van der Ven, naar aanleiding van diens opmerking over hinder van reuk, veroorzaakt door de H. K. I., antwoorden, dat het moeilijk is ter zake voorschriften te geven zonder de industrie moeilijkheden in den weg te leggen. Dit zijn nu eenmaal de gevolgen, verbonden aan het gevestigd zijn van dergelijke industriëen. Wat betreft de vliegaschplaag, ondervonden van de fabriek van den heer M o 1 aan den Tramsingel, geeft Spr. in overweging, dat de omwonenden zich schriftelijk met een klacht tot Burgemeester en Wethouders wenden. Deze kun nen dan die zaak nader bekijken wellicht is er iets aan te doen via de Hinderwet. Betreffende de kwestie van hulp in geval van ondervoeding heeft de heer Schrauwen verschillende punten aange voerd, o.a. vaste lasten, huishuren, enz waarop Spr. thans niet zal ingaan. Wanneer Burgemeester en Wethouders schrijven, dat er geen aanleiding is tot vrees voor onder voeding, dan is dat geen losse bewering. Een en ander wordt door den gemeentelijken geneeskundigen- en gezondheids dienst nagegaan en er is gevraagd, of voor het verschijnsel ernstige vrees bestaat. Die dienst kan dat constateeren, b.v. bij het schooltoezicht en door de geneesheeren, belast met de armenpraktijk. Als algemeen verschijnsel bestaat voor ondervoeding geen vrees. Het zal wel niet te ontkennen zijn, dat er individueele gevallen van ondervoeding bestaan. Wanneer Burgemeester en Wethouders zeggen, dat een onderzoek ter zake wordt ingesteld, wil dit niet zeggen, dat er ondervoeding als verschijnsel optreedt, doch dat men preventief werkzaam is het wil dus zeggen, dat het beter is te voorkomen, dan te genezen. Spr. weet uit ervaring, dat er meerdere gezinnen zijn, waarin de toestand hard te noemen is ook hij kent ze. Er zijn er echter ook, die wij niet kennen en waar de armoede nijpend is. Men kan echter noch van het gemeentebestuur, noch van het burgerlijk arm bestuur e. d. verwachten, dat ze helderziende zijn. Indien

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 247