260
14 FEBRUARI 1935.
„misleiding" den heer Crul wellicht te hard in de ooren
klinkt, omdat deze uit hoofde van zijn werkkring niet steeds
alle commissievergaderingen heeft bijgewoond. Voorts zegt
Spr., dat, als het plan voor de bebouwing van den in de
Mark vooruitspringenden hoek bij de Generaal Van der
Plaatsstraat zoo aan de Bouwcommissie was voorgelegd als
het thans is uitgevoerd, hij daaraan nooit zou hebben mede
gewerkt. Die hyper-moderne huizen hebben het stadsbeeld
ter plaatse absoluut bedorven.
De VOORZITTER antwoordt, dat, zoodra men over een
zekeren bouwtrant begint te spreken, men komt op het ge
bied eener Schoonheidscommissie, een gebied, dat niet der
Bouwcommissie is. Het verwijt van den heer Van Keen
is dan ook ongegrond het zou iets anders zijn als het andere
zaken betrof, waarover de Bouwcommissie wel degelijk te
oordeelen heeft, b.v. de verlegging van de Mark, wegen
aanleg enz.
De heer VAN KEEP is het niet met den Voorzitter eens.
Volgens het aan de Bouwcommissie voorgelegde plan was
het de bedoeling, op den bewusten hoek villabouw te doen
verrijzen, zoodat men een doorkijk zou behouden op de
achtergelegen terreinen. Dat plan was eerst door de Bouw
commissie, daarna door den Raad aanvaard. Nu zet men
daar onverhoeds eenige woningen van dat hyper-moderne
soort neer, die absoluut niet passen in deze omgeving. Spr.
vindt die handelwijze niet juist. Ook Spr.'s medecommissie
lid, de heer V e n k e r, die hier op het oogenblik niet aan
wezig is, deelt die meening. Nog onlangs is er in een vak
blad op gewezen, dat men een dergelijke grillige bebouwing
niet moet plaatsen tusschen andere woningcomplexen. In
dit geval doet het aan alsof een passagiersschip met de
noodige dekken en patrijspoorten in de Mark is gestrand
De VOORZITTER is er van overtuigd, dat men er later