274 14 FEBRUARI 1935. en aan de Stafmuziek van het Zesde wordt hij niet gesteld. Trouwens, vorige jaren gold alleen de eisch, dat men blijken van voldoende muzikaliteit had gegeven. Laat men de voorwaarde tot het spelen van het volkslied zoolang op bergen, totdat de bespottingen en plagerijen te niet gedaan en vergeten zijn, dan zal er voor muziekvereenigingen met een socialistischen inslag geen bezwaar meer zijn om dat lied te spelen; maar, zegt Spr dan moet men ons nü niet als tweede-rangs-burgers behandelen. De VOORZITTER constateert, dat de heer M e ij v i s c.s. „au fond" geen bezwaar heeft tegen het spelen van het volkslied. De heer MEIJVIS stemt dit toe. De VOORZITTER U vindt dus alleen maar de manier, waarop gevraagd wordt dit lied te spelen, onjuist. Elders, b.v. in Engeland, is het ook altijd gewoonte, tot besluit van een concert het volkslied te spelen. Dit gebruik vindt ook hier in dezen tijd van nationaal réveil meer en meer in gang. Voor door de Gemeente gesubsidieerde concerten is een dergelijke eisch volkomen redelijk. Nu zegt de heer M e ij v i s wel: „Vroeger is het spelen van het volkslied nooit geëischt", doch men moet ééns daarmede beginnen. Het past zeer wel in de kader van den tijd, dit nu te doen. Aan het slot van zijn betoog heeft de heer Meijvis gezegd, dat men hem en zijn partijgenooten niet als tweede-rangs- burgers moet behandelen het tegendeel is waar zij zullen door het volkslied te spelen juist eerste-rangs-burgers worden De heer KROONE merkt op, dat de heer M e ij v i s heeft beweerd, dat men het volkslied heeft gebruikt om de socialisten te tarten. Spr. is er van overtuigd, dat daar dan wel aanleiding toe geweest zal zijn. Als de socialisten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 274