14 FEBRUARI 1935.
289
vankelijk is bedoeld als een verteringsbelasting zij is echter
een bedrijfsbelasting geworden. Spr. acht dit onjuist. Hij
steunt daarom het voorstel-Van Arendonk.
Wethouder VAN MIERLO merkt op, dat de heer M a-
b e 1 i s uitgaat van het standpunt, dat hierbij de wensch
voorzit om een noodlijdend bedrijf hulp te bieden. Spr.'s
standpunt is dit bedrijf moet eenigermate gelijkgesteld
worden met andere bedrijven het gaat niet aan, het eene
bedrijf meer te belasten dan het andere. Het gaat er dus
bij hem niet om, steun te verleenen, doch om een onbillijkheid
op te heffen.
De heer BROOS is het niet met den heer M a b e 1 i s
eens, dat het Rijk in deze de meest belanghebbende is
immers, de Gemeente legt 200 opcenten op de hoofdsom
der personeele belasting. Het komt Spr. derhalve voor, dat
de Gemeente wel degelijk de meest belanghebbende is. Hij
is er van overtuigd, dat het café- en restaurantbedrijf met
de voorgestelde belastingverlaging toch niet geholpen zal
zijn, terwijl de Gemeente een derde deel van de opbrengst
der bij deze begrooting voorgestelde noodmaatregelen ter
vermeerdering der gemeentelijke inkomsten zou derven.
Straks nog goedkooper licht en goedkooper kookgas en de
Gemeente is ook de andere derden kwijt. Spr. zal op grond
van een en ander tegen het voorstel-Van Arendonk stemmen.
De heer VAN KEEP zegt, dat de heer M a b e 1 i s het
doet voorkomen, alsof het er hier alleen om gaat, een zekere
categorie te helpen. De café- en restauranthouders zijn in
dertijd meegegaan met hun tijd, door hun inrichtingen aan
trekkelijker te maken. De Gemeente heeft daarvan ook ge
profiteerd. Het is dus niet meer dan billijk, die bedrijven
nu wat te ontlasten door ze gelijk te stellen met andere
bedrijven.