318 18 MAART 1935. benaming van deze Commissie niet juist is, althans eenige aanvulling noodig heeft om haar juiste karakter aan te duiden en wel als volgt: „Commissie in zake huishoudelijke voor lichting met hoe weinig men kan volstaan". Mijnheer de Voorzitter, het komt mij voor, dat voor dit doel deze Commissie overbodig is. Een simpele verwijzing naar het vat van Diogenes ware hier m.i. voldoende. Verdere toelich ting is daarbij niet noodig. Maar, waarom richt zich deze lief tallige bemoeizucht tot hen, die reeds door de harde werke lijkheid zonder voorlichting worden gedwongen, de uiterste versobering toe te passen. Het zal dan ook in die kringen worden gevoeld als een voor hen zinledig gebaar, dat meer rationeel gericht kan worden tot hen, die het vette der aarde genieten. Wanneer men in die kringen zich ging bewegen in de richting van het vat van Diogenes, zou heel wat meer te bereiken zijn dan met deze commissie. Ik geef de voorkeur aan het streven: de grootst mogelijke levensvreugde te verschaffen, niet aan enkelen, maar aan het geheele volk. Daarvoor is echter inspanning noodig en ik vrees met groote vreeze, dat vele voorstanders van bovenbedoelde commissie de aansporing tot inspanning zullen beantwoorden met: „Inspannen, Mijnheer? Ik laat inspannen!" Blijkens Uw mededeeling, dat het werk der commissie den moreelen steun der Regeering heeft, blijkt, dat de Regeering zelf in deze weer op een koopje uit is. Uw College merkt in de toelichting op, dat uiteraard niet is te zeggen, hoe groot het aantal deelneemsters zal worden. Echter mag worden verwacht, dat een 80 a 100-tal vrouwen zich zullen aanmelden. Waarop deze verwachting is geba seerd, blijkt niet uit de toelichting. Dit ware toch wel ge- wenscht, omdat daarnaar zou kunnen worden beoordeeld, in hoeverre deze verwachting gerechtvaardigd is. Wanneer in de kringen der minst draagkrachtigen zelf de voorlichting wordt gevraagd, krijgt deze commissie meer beteekenis. Voorshands is mij daarvan niets bekend. Gaarne zal ik vernemen, welke inlichting het College dienaangaande kan geven.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 318