320 18 MAART 1935. De VOORZITTER is teleurgesteld door de woorden van den heer Visser. Men heeft hier mooie, voortreffelijk ge outilleerde huishoudscholen, maar daar komt in het gedrang datgene, wat in het gewone dagelijksche leven van een arbei dersgezin noodig is, namelijk de wetenschap om met geringe middelen een voedzaam en smakelijk maal te bereiden en de kennis van eenvoudige huishoudelijke verrichtingen. Nu is er een Commissie in het leven geroepen om een en ander aan de arbeidersvrouwen bij te brengen. De samenstelling dier Commissie is een waarborg voor het slagen der actie; van de beide te dezer stede gevestigde huishoudscholen zullen leera- ressen met een functionaris van de Arbeidsinspectie de ge- wenschte voorlichting geven. Het verwondert Spr. ten zeerste, dat het werk der Commissie niet meer waardeering ondervindt van de zijde van den heer V i s s e r. Van zijn kant wijdt Spr. daaraan vanaf deze plaats een woord van lof. De heer VISSER verklaart, niet namens zijn fractie te heb ben gesproken; hij is in de fractie-vergadering, waarin deze zaak is besproken, niet tegenwoordig geweest. Bij hetgeen hij zooeven gezegd heeft, is Spr. uitgegaan van de toelichting, door Burgemeester en Wethouders bij hun voorstel gegeven. Thans is hem gebleken, dat deze Commissie niet naar aan leiding van den plaatselijken toestand is ingesteld, doch naar aanleiding van de maatregelen eener Regeering, die de arbei ders hoe langer hoe meer in den put werkt. De VOORZITTER roept den heer Visser tot de orde; hij kan een dergelijke uitdrukking niet toestaan. De heer VISSER zegt, dat hij dit nu eenmaal zoo aanvoelt en deswege het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet kan steunen. Zonder verdere bedenking wordt daarop con form het voorstel van Burgemeester en Wethou ders besloten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 320