332 18 MAART 1935. B. ,,In de laatste vergadering werd bijgaand agendapunt ,,op verzoek van een der leden van de Bouwcommissie aan gehouden, ten einde dit voorstel in een vergadering dier Commissie te kunnen behandelen. De Bouwcommissie kan „zich in principe vereenigen met het voorstel tot het in werk verschaffing doen uitvoeren van grondwerken voor den aan- „leg van een villapark aan den Wilhelminasingel. „Echter meende een der leden, dat het voordeeliger is een „z.g. koprollaag te zetten inplaats van thans reeds trottoir- banden aan te brengen, alsmede dat er voordeel in gelegen „is om de trottoirs met gras te bezaaien inplaats van deze „met een laag grint te bedekken. „Wij hebben den Directeur van Openbare Werken opge dragen deze bemerkingen te onderzoeken en ons daaromtrent „rapport uit te brengen. Dit rapport gaat hierbij ter kennis neming. „Ons college vindt in een en ander aanleiding om U voor „te stellen te besluiten, dat in plaats van trottoirbanden, zoo- „als de begrooting aangeeft, voorloopig worde volstaan met „het aanbrengen van een z.g. koprollaag van klinkers. Hier door kan het eindcijfer der begrooting, hetwelk 127.000.— „.bedraagt, met 6500.— worden verminderd. Het is echter „lang niet zeker, dat de vermindering van het crediet met 6500.ook in de toekomst een werkelijke besparing van 6500.zal blijken te zijn geweest. „Ten aanzien van het bezaaien der trottoirs met gras, in „plaats van het aanbrengen van een grindlaag als voorgesteld, „blijft ons College van oordeel, dat het aanbrengen van een „grindlaag om meerdere redenen te prefereeren is. Het ver- .hoogt het aanzien van de bouwperceelen en kan dienten gevolge den kooplust prikkelen, terwijl ook uit werkver- „schaffingsoogpunt ons voorstel voordeelen biedt. „Ten slotte zij opgemerkt, dat het werk zal worden uitge- ,voerd onder directie van den dienst van Openbare Werken, ,doch onder toezicht en controle van de Ned. Heide Mij. Dit .laatste is een van de voorwaarden, waaronder de Minister

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 332