346 18 MAART 1935. „mum aantal vergunningen kleiner. Voor een gemeente van ,,50.000 inwoners bedraagt het maximum 1 op 400, dus 125 „vergunningen. Zou de gemeente 50001 inwoners tellen op „31 December van eenig jaar, dan zou zij echter maar 1 op „500, dus 100 vergunningen mogen hebben. Om dit ongerijmde „gevolg te voorkomen, bepaalt de wet, dat een vevgvooting van „het aantal inwoners eener gemeente in geen geval tot een verlaging van het maximum zal mogen leiden. Het maximum „geldende voor 50.000 inwoners (dus 125) blijft dan van „kracht, totdat het aantal inwoners der gemeente zoo groot „is, dat naar den maastaf van 1 vergunning op 500 inwoners, „een hooger maximum (dan 125) wordt verkregen. Dit hooger „maximum wordt eerst bereikt, wanneer deze gemeente 63.000 „inwoners telt. Het gevolg hiervan is dus, dat ondanks de „aanwas der bevolking van 50.000 tot 63.000 inwoners, geen „vergunning meer mag worden verleend, tenzij het aantal „onder de 125 zou dalen. Hierin is dus reeds een feitelijke „verlaging gelegen. „De situatie in Breda geeft ons inziens daarom geen aan leiding U voor te stellen aan den wensch van de commissie „te voldoen. Wij hebben de eer U in overweging te geven „de onderwerpelijke adressen voor kennisgeving aan te „nemen." De heer VISSER zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter. In de toelichting van het College van Burgemeester en Wet houders op deze aangelegenheid las ik het volgende: „Het is zeer twijfelachtig, of door vermindering van het aantal ver gunningen en verloven A. het drankverbruik zou afnemen, zoolang er nog drankgelegenheden blijven bestaan." Ik vindt dit niet twijfelachtig. Indien de zienswijze van het College juist ware, zou daaruit volgen, dat elke beperking van het aantal geen zin heeft zoolang er nog één drankgelegen heid bestaat. Het feit, dat de wet het aantal limiteert, bewijst, dat van vermindering van het aantal drankgelegenheden ook

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 346