348
18 MAART 1935.
Wethouder VAN BUITENEN zegt, dat, als er in dezen
Raad de neiging aanwezig is tot inperking van het aantal
drankvergunningen, hij zich daarbij zal aansluiten. Hij staat
sympathiek ten opzichte van de in de adressen vervatte wen-
schen. Spr. verwacht echter niet veel van de soort plaatselijke
keuze, welke de heer V i s s e r wil toepassen.
De heer VISSER: Ik heb geen plaatselijke keuze bedoeld.
Het gaat er 'bij mij slechts om het gevoelen van de bevolking
over deze aangelegenheid te kennen.
De heer MABELIS zegt, dat, toen hij deze stukken in de
Leeskamer zag liggen, hij bij zich zelf dacht: stil laten liggen;
er zal in Breda toch geen meerderheid voor verlaging van
het maximum der drankvergunningen te vinden zijn. Nu even
wel de heer Visser deze zaak heeft aangeroerd, wil ook
Spr. het zijne daarvan zeggen. De redeneering van Burge
meester en Wethouders komt hierop neer, dat het 13 jaren
zal duren eer hier het maximum aantal drankvergunningen in
overeenstemming is met de wettelijke bepalingen; in dien tus-
schentijd zit men met een aantal vergunningen, dat verre
boven het wettelijk maximum uitgaat. Men kan op de zelfde
wijze redeneerende tot de conclusie komen, dat het aanbe
veling verdient, het maximum nu maar vast terug te brengen
op het aantal, dat we volgens de wet mogen hebben als de
Gemeente 50.001 inwoners telt, namelijk 100. Spr. stelt daar
om voor, het verzoek van de Nationale Commissie tegen het
Alcoholisme in te willigen en aan de Kroon voor te stellen, het
maximum der drankvergunningen en verloven A terug te bren
gen tot 100.
De VOORZITTER: Uw bedoeling is dus langzamerhand
20 drankvergunningen te laten „uitsterven". Burgemeester en
Wethouders achten daarvoor geen bijzondere redenen aan
wezig. Als men zich namelijk, zooals zij, op het standpunt
stelt, dat een matig drankverbruik geoorloofd is, is die maat
regel hier niet noodig. Immers, men kan toch niet tot de con-