18 MAART 1935.
357
zeerste, aangezien hij het hoog noodig acht, dat aan den hui-
digen ongewenschten toestand een einde komt. De vorige maal,
dat deze aangelegenheid hier door hem ter sprake is gebracht,
heeft hij de wenschelijkheid en de billijkheid van het inhouden
der pensioenkorting in maandehjksche termijnen uitvoerig
betoogd, zoodat hij daarop thans niet nader behoeft in te gaan;
hij kan dus volstaan met er sterk op aan te dringen, dat de
zaak thans spoedig tot een goed einde worde gebracht. Spr.
kan niet begrijpen, waarom dit hier niet zou kunnen; in andere
gemeenten en bij de Nederlandsche Spoorwegen geschiedt de
inhouding van het pensioenverhaal immers ook maandelijks bij
de uitbetaling van het salaris. Onder de ambtenaren heerscht
de meening, dat er onwil in het spel is.
Wethouder VAN BUITENEN zegt, dat het hier gaat om
een hiërarchischen maatregel in de gemeente-administratie. De
zaak is onderzocht, waarbij is gebleken, dat er aan de maan-
delijksche inhouding van het pensioenverhaal inderdaad ad
ministratieve bezwaren verbonden zijn. Van onwil van de amb
tenaren der betrokken administratie kan niet worden gespro
ken, want als Burgemeester en Wethouders de opdracht ertoe
geven, dan gebeurt het.
De heer KOOYMAN: Ik heb gezegd, dat onder de amb
tenaren de meening heerscht, dat er in deze onwil in het
spel is.
Wethouder VAN BUITENEN merkt op, dat de ambte
naren geen nadeel hebben van de huidige regeling.
De VOORZITTER zegt, dat in deze geen sprake is van
onwil; als maandehjksche inhouding van de pensioenkorting
zonder groote kosten kan geschieden, zijn Burgemeester en
Wethouders bereid aan den wensch van den heer Kooy-
m a n te voldoen.