9 JANUARI 1935.
41
Men ziet hieruit, dat men bij toepassing van de schaal-
G r u ij s na een huurwaarde van f 500,een grooten
sprong krijgt van f 1,77° op f 11,126, terwijl de schaal
van Burgemeester en Wethouders geleidelijk opklimt. Spr.
geeft daarom verre de voorkeur aan het door Burgemeester
en Wethouders voorgestelde tarief.
De heer LOON EN verklaart, evenals de heer Ma be lis,
de voorkeur te geven aan het voorstel van Burgemeester
en Wethouders.
De heer HOUBEN weet uit ervaring, dat de wet op de
personeele belasting een zeer slechte belastingwet is, doch
men is er nu eenmaal op aangewezen. Spr. komt op tegen
de voorstelling van den heer G r u ij s als zou de schaal,
waarnaar de opcenten geregeld zullen worden, door den
Inspecteur der Directe Belastingen gedecreteerd worden.
De zaak is eenvoudig deze, dat Burgemeester en Wet
houders ter zake het advies van dien functionaris hebben
ingewonnen zij kunnen dat opvolgen, doch het evengoed
naast zich neerleggen. Van decreteeren kan in deze dus
geen sprake zijn. Voorts deelt Spr. mede, dat ook hij voor
zich een vergelijking tusschen de beide voorgestelde schalen
heeft gemaakt, waaruit hem is gebleken, dat het voorstel
van Burgemeester en Wethouders veel redelijker is dan
dat van den heer G r u ij s c.s.
Wethouder VAN BUITENEN zegt, dat niet behoeft te
worden verzwegen, dat Burgemeester en Wethouders zoo
lang mogelijk willen vasthouden aan een progressieve
heffing. Zulks blijkt wel uit den brief, welken zij aan den
Inspecteur der Directe Belastingen hebben geschreven. Het
was heel wat eenvoudiger geweest het bestaande tekort
op de gemeentebegrooting te dekken door 200 opcenten
te heffen op alle aanslagen in de personeele belasting;
Burgemeester en Wethouders hebben dit echter niet gedaan.