44
9 JANUARI 1935.
der gemeente-begrooting de zaak zit echter ongetwijfeld
,.aan die begrooting vast.
Voor het samenstellen van statistieken, betreffende de
huurwaarden der perceelen, door gemeente-personeel, heeft
de tijd ontbroken de werkzaamheden, welke daaraan ver
bonden zijn, moet men niet onderschatten. Dat is de zaak.
Spr. heeft niet de intentie gehad den heer Gruijs te ver
wijten, dat hij er maar wat van maakt.
Ten slotte zegt Spr., dat men bij deze opcenten-beffing
in aanmerking moet nemen, dat werkloozen en armlastigen
geen personeele belasting behoeven op te brengen. Men
kan echter in het algemeen niet zeggen, dat degenen, die
een woning met een lagere huurwaarde bewonen, van deze
verhooging moeten worden vrijgesteld. Immers, de huur
waarde der woning is een zeer slechte maatstaf om den
welstand van den bewoner te bepalen.
De heer VISSER is van meening, dat, alvorens een
beslissing in deze te nemen, eerst zou moeten worden vast
gesteld, of in principe ook met de andere voorstellen tot
dekking van het begrootingstekort wordt accoord gegaan
immers, alle deze zaken houden onderling verband met
elkaar. Spr. vindt het daarom niet juist, dat het onderhavige
voorstel uit de gemeente-begrooting is gelicht.
De VOORZITTER zegt, dat de heer Visser volkomen
gelijk heeft, doch in de practijk bleek het niet doenlijk
hiermede te wachten tot de behandeling van de begiooting
voor 1935.
De heer GRUIJS komt op, tegen het feit, dat de heer
Ma be lis hem in deze deskundig heeft genoemd.