14 JUNI 1935.
451
dingen met een enkel woord toe en zegt, dat hij aanhouding
van dit voorstel ten sterkste moet ontraden in verband met
het opmaken der rekening over het dienstjaar 1934.
De VOORZITTER wenscht aan hetgeen de heer Van
Buitenen gezegd heeft, nog iets toe te voegen met be
trekking tot de voorgestelde wijziging der begrooting van
het vSlachthuisbedrijf. Men heeft de verlaging der posten
niet toegelicht, omdat men van de veronderstelling uitging,
dat de Raad veel nieuwsgieriger zou zijn naar de reden
van een verhooging dan naar die eener verlaging. Door
de uitgaven met allerlei middelen neer te drukken, heeft
men een bezuiniging van ruim f 5000,verkregen, waar
tegenover aankoop van een paar machines staat. Bij de
eerstvolgende begrooting kan dit wellicht aanleidirg geven
tot een bezuiniging van duurzamen aard.
De heer MABELlS antwoordt, dat hij er geen grief van
gemaakt heeft, dat de uitgaven voor het Slachthuis verlaagd
zijn de Voorzitter heeft dit blijkbaar verkeerd begrepen
hij heeft slechts het licht willen laten vallen op het feit,
dat men machines heeft kunnen koopen, zonder dat men
daarvoor bij den Raad heeft behoeven aan te kloppen,
omdat in de begrooting zóó veel speelruimte aanwezig was,
dat daarop ineens f 5550.bezuinigd is kunnen worden,
welk bedrag voor die machines kon worden aangewend.
Dit maakt den indruk, dat er te royaal wordt geraamd,
iets wat vooral in dezen tijd niet wenschelijk is.
Spr. is het met den heer Van Buitenen eens,
dat, wanneer er veel groote kapitaalswerken zijn, het per
centage der algemeene onkosten op posten van den gewonen
dienst lager zal zijn, maar daaruit volgt dan toch ook, dat
de outillage van den dienst van Openbare Werken nü te
duur is.
De heer GRUIJS verklaart op het zelfde standpunt te
staan als de heeren Visser en Ma be lis, namelijk, dat