14 JUNI 1935.
467
waarop de pensioenkorting op de wedden der gemeente
ambtenaren wordt ingehouden, luidende als volgt:
„In Uw vergadering van 10 October 1934 werd in onze
„handen om prae-advies gesteld een motie van Uw lid, den
„heer K o o ij m a n, luidende:
„De Raad der gemeente Breda,
„gezien het feit, dat het pensioenverhaal der ambtenaren
„thans geschiedt door inhouding in driemaandelijksche ter
mijnen
„gehoord de besprekingen;
„spreekt de wenschelijkheid uit, dat het pensioenverhaal
„zal geschieden bij iedere uitbetaling van het salaris en wel
„in telkens ongeveer gelijke bedragen
„en gaat over tot de orde van den dag".
„Naar aanleiding hiervan hebben wij de eer U mede te
„deelen, dat wij, na herhaalde overweging en nieuw onder
hoek, ons bereid verklaren het pensioenverhaal, te beginnen
„over Juli a.s. maandelijks te doen plaats vinden.
„Uit dit onderzoek is evenwel gebleken, dat zulks wel
„niet goed mogelijk zal zijn zonder uitbreiding van per
soneel op de afdeeling financiën enz. der gemeente-secretarie.
„De bestaande formatie is in tegenstelling met die
„van het Rijk en andere gemeenten, die maandelijksch ver-
„haal toepassen nimmer op dit verhaal ingesteld geweest,
„wijl hier tot aan 1934 op de salarissen van het ge
beente-personeel geen pensioensbijdragen werden verhaald.
„In 1934 werd bij de invoering van het pensioenverhaal
„besloten tot driemaandelijksche inhouding, waardoor de
„daaruit voortvloeiende werkzaamheden konden worden
„beperkt. Deze beperking was toen al noodig omdat de
„aan genoemd bureau opgedragen werkzaamheden finan-
„ciën, onderwijs, pensioenen, personeel, belastingen (school-
„gelden), eigendommen al sedert geruimen tijd tot een
„zoodanigen omvang zijn uitgegroeid, dat toeneming nood-
„wendig tot uitbreiding van personeel had moeten leiden.
„Daarom kan de aanstelling van een nieuwe kracht nu