472
14 JUNI 1935.
van den dienst; nü erkennen Burgemeester en Wethouders
zelf, dat het voor het goed functioneeren van den dienst
noodig is het personeel uit te breiden. Volgens Spr. be
hoort men echter niet over te gaan tot het aanstellen van
een halve, maar van een heele kracht en wel met het oog
op de onzekerheid, welke er heerscht met betrekking tot het
treffen van een regeling voor geneeskundige behandeling
van werkloozen met de Afdeeling Breda van het Algemeen
Ziekenfonds. Ten slotte zegt Spr. van oordeel te zijn, dat,
als de organisatie van den dienst indertijd goed was bekeken,
men nu met één heele kracht had kunnen volstaan.
Wethouder VAN M1ERLO erkent, dat hij toentertijd
den heer Cohen geantwoord heeft, dat het College niet
van overbelasting van den G.G.D. was gebleken. De in
lichtingen, waaraan Spr. dit antwoord ontleende, dateerden
evenwel van December 1934, terwijl het nu Juni 1935 is.
Uit de in het prae-advies van Burgemeester en Wethouders
genoemde cijfers blijkt, hoezeer in twaalf dagen tijds (van
1 tot 12 April 1935) het aantal gezinsleden, hetwelk door
den G.G.D. wordt verzorgd, oploopt, namelijk van 5623
tot 5900. Men kan dus wel nagaan, wat een aanmerkelijk
verschil er moet zijn tusschen het aantal van December
1934 en dat van Juni 1935. Het is dus volstrekt niet zoo
vreemd, dat Burgemeester en Wethouders thans met dit
voorstel komen. Een eigenlijke uitbreiding van personeel
is het trouwens niet, daar het verband houdt met het ver
trek van den gemeente-geneesheer in algemeenen dienst,
dr. Hofman. De nieuwe gemeente-arts moet tegen dien
tijd ingewerkt zijn.
Er is gevraagdWaarom kan men van den in dienst
zijnden half-ambtenaar niet beter een heel-ambtenaar maken
Dit is niet mogelijk dr. P a ij e n s behoeft daarmede geen
genoegen te nemen. Deze is indertijd aangesteld als half-
ambtenaar men kan niet van hem vergen, dat hij zijn
particuliere praktijk laat varen. Anderzijds behoort men het