482 14 JUNI 1935. De heer VAN HOUTEN komt daartegen op; het is altijd gebruik geweest, dat degene, die een motie indient, terstond in de gelegenheid wordt gesteld haar toe te lichten. De heer VISSER vindt het niet zoo erg, dat hij gene geerd wordtzulks komt meer voor hij is er dus al aan gewend. Verder zegt Spr. het volgende Het voorliggend adres van de Ned. Unie van Chauffeurs en den R.K. Bond van Transportarbeiders ,,St. Bonifacius" werd dd. 27 Februari 1935 gericht tot den Raad. Gebleken is, dat bij deze organisaties twijfel bestaat, of dat juist is geweest. Ligt de bevoegdheid in deze uitsluitend bij Burgemeester en Wethouders, dan kan de Raad slechts zijdelings invloed uitoefenen op de gevraagde bedrijfsregeling. Mijns inziens behoort de verkeersregeling thuis bij het College van Burgemeester en Wethouders, doch de meer interne aangelegenheden van het taxibedrijf, voorzoover loonen en arbeidstijd enz., kan niet zonder meer buiten den Raad om haar beslag krijgen. Het zij mij derhalve vergund, het voorliggend adres aan een algemeene beschouwing te onderwerpen. De onhoudbare toestanden van het maatschappelijk leven komt nergens zoo sterk uit als bij het transportwezen. De huidige toestand hier ter plaatse is dan ook niet los te maken van hetgeen daaraan voorafging. Ik moge dan beginnen enkele grepen te doen uit de geschiedenis van het personenvervoer in Breda. Eerst hebben we hier gehad de tram-misère. Daarna kregen we de autobus-misère en thans zitten we in de taxi-misère. De tram-misère is al oud, daar behoef ik niet over te spreken. De autobus-misère ligt nog vrij versch in het geheugen. Drie hoofdpunten brachten daarbij veel beroering le. de vraag: gemeentebedrijf of particulier bedrijf? 2e. regeling van de arbeidsvoorwaarden. 3e. een arbeidsconflict.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 482