14 JUNI 1935.
487
een afschrift van de regeling door Burgemeester en Wet
houders getroffen met de ondernemers der taxi-bedrijven.
Gezien het verschil van opvatting in zake het begrip
„loon"ware het wel gewenscht, dat zulks alsnog geschiedt
en dat de Raad zich daarover uitspreekt.
Doch afgescheiden hiervan blijft vooropgesteld, dat mijns
inziens overleg met de organisaties van de werknemers in
het taxibedrijf noodzakelijk is en werd mitsdien door mij
de motie ingediend, welke de Voorzitter zooeven heeft
voorgelezen.
De VOORZITTER zegt, dat hij den heer Visser heeft
laten uitspreken, omdat deze in algemeene termen de kwestie
der loonen en arbeidsvoorwaarden van het automobiel-
personeel heeft aangeroerd. Spr. verzoekt den anderen leden
van den Raad thans niet nader op deze kwestie in te gaan.
De heer MEIJVIS merkt op, dat in het prae-advies van
Burgemeester en Wethouders wordt medegedeeld, dat de
standplaatsvergunningen o a. de garantie inhouden, dat
slechts behoorlijke personen als chauffeur op de wagens
dienst zullen doen. Spr. zou dat „behoorlijke" liever ver
vangen willen zien door „vakkundige". Ook zou hij een
verscherpt examen voor dat personeel willen zien inge
voerd. Ten slotte bepleit Spr. het oprichten van een tele
fooncentrale, waardoor de standplaatsen onderling verbonden
zullen zijn.
De VOORZITTER zegt, dat het hier gaat om een zeer
moeilijke zaak, die, als men er dieper in doordringt en
scherper gaat regelen, leidt tot het hinderen van andere
personen of bedrijven. Het College heeft dan ook vele
uren over deze aangelegenheid onderhandeld en is ten
slotte tot dit resultaat gekomen. Burgemeester en Wet
houders hopen, dat de nieuwe regeling goed werktzij
zijn, zoo noodig, bereid haar te wijzigen. De regeling heeft