14 JUNI 1935. 495 Burgemeester en Wethouders zoo laat met dit voorstel komen. Vervolgens vraagt Spr., waarom ook niet de woningen der bouwvereenigingen en de gemeentewoningen aan het Westeinde in de huurverlaging betrokken zijn bij de be handeling der gemeentebegrooting voor het loopend jaar heeft Wethouder Van Mierlo toch toegezegd, dat binnen korten tijd ook de huren der vereenigingswoningen zouden worden verlaagd. De heer GRUIJS zegt, dat er indertijd overleg heeft plaats gehad tusschen de Gemeente en de bouwvereeni gingen over verlaging van de huren. Daarbij is afgesproken, dat de huren van de woningen der bouwvereenigingen eerder verlaagd zouden worden dan die der gemeentewo ningen. Nu is het net andersom gebeurd. Spr. heeft telkens bij den dienst van Openbare Werken naar den stand van zaken geïnformeerd, maar het heeft niets geholpen. Het gevolg hiervan zal zijn, dat de vereenigingswoningen ont volkt worden. Wethouder VAN MIERLO antwoordt den heer Van der Ven, dat ten aanzien van de huren der gemeente woningen aan het Westeinde de uiterste grens bereikt is. Het grootste deel der bewoners verwoont f 2.85 per week. De laagste huur is f 2,85; verder kan niet worden gegaan. Reeds thans komt op elke woning aan het Westeinde elke week een tekort van f 1,- Wat de verlaging van de huren der vereenigingswoningen betreft, is door Spr. inderdaad bij de behandeling der ge meentebegrooting voor 1935 gezegd, dat die zaak een heel eind in de goede richting was en dat het voor de gemeente- woningen nog wel eenigen tijd zou duren eer huurverlaging kon plaats hebben. In de practijk is echter gebleken, dat het tot stand komen van een desbetreffende regeling ten opzichte van vereenigingswoningen meer moeite oplevert

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 495