14 JUNI 1935. 49? De VOORZITTER zegt, dat, als de zaak in het publiek behandeld kan worden, men het liever niet in comité gene raal moet doen Spr. vraagt daarom den heer Kooijman, of hij zich niet in het openbaar kan uiten. De heer KOOIJMAN antwoordt, dat dit zeer bezwaarlijk gaat, aangezien hetgeen hij zeggen wil een familieaange legenheid betreft. De VOORZITTER is van oordeel, dat men de zaak dan beter tot de volgende vergadering kan aanhouden. De heer Kooijman krijgt dan gelegenheid om zijn verzoek nader toe te lichten, terwijl de vragen, welke de heer Kooijman met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden van het autobuspersoneel der N.V. Monopol heeft gesteld, aanleiding kunnen geven tot een behandeling in de volgende vergadering. Spr. zou den heer K o o ij m a n, naar aan leiding van die vragen, alleen willen vragen, of hij zijn licht ook bij de onderneming zelf heeft opgestoken. De heer KOOIJMAN beantwoordt die vraag ontkennend. Daarop wordt besloten, de behandeling van punt 48 der agenda aan te houden tot de vol gende vergadering. 49. Schrijven van Burgemeester en Wethouders, daarbij machtiging verzoekende tot het verpachten van stand plaatsen voor venters met consumptie-ijs, andere geringe eetwaren en bloemen, luidende als volgt: „Hierbij vragen wij Uw aandacht voor het navolgende. „Een tweetal ingezetenen heeft ons verzocht, hun vergunning „te willen verleenen tot het innemen van een vaste stand plaats nabij het Mastbosch, voor het verkoopen van con sumptie-ijs. „Op verzoeken tot het innemen van standplaatsen op

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 497