500 14 JUNI 1935. De VOORZITTER moet hiertegen opkomen. Er wordt in den Boeimeerpolder verdienstelijk werk gedaan door een Maatschappij, die op dat gebied grooter naam heeft dan de heer Van Keep. De heer VAN KEEP zegt, daarop het volgende: Bij mijn onderzoek naar den gang van zaken in de werk verschaffing bij den aanleg van een nieuw park in den Boeimeerpolder, in uitvoering berustende onder de Heide- Maatschappij en onder toezicht van den Directeur van Beplan tingen dezer gemeente, is mij, bij de verschillende malen, dat ik deze werkzaamheden heb gadegeslagen, gebleken, dat de leiding ontbreekt en het werk dan ook zeer onregel matig vordert. Niet alleen kost het hierdoor onnoodig veel geld, doch bovendien is het voor de betrokken menschen moeilijk werken. Het werk maakte bij den aanvang reeds op mij een eigenaardigen indruk, maar ik vertrouwde op de kennis van den Heer Directeur voornoemd en op die der Heide- Maatschappijik vertrouwde, dat alles alsnog in de goede richting zou worden geleid. Echter is mij niets minder waar gebleken dan dat; steeds werd er maar voortgemarield ik kan het niet anders bezien. In plaats van de paden en den vijver uit te zetten met de noodige paaltjes en hoogten, werden hier maar steeds sleuven gegraven; in plaats van den grond der te maken parken over het geheele terrein los te maken (z.g. breken), de overtollige grond te vervoeren naar de plaats waar deze noodig is, het onkruid onder te werken en dan achter de hand nog een man te laten komen om de laatste oneffenheden in de glooiende lijn te leggen. Het terrein was daarmede af geweest en men had ter plaatse niet meer terug behoeven te komen. Ik heb dezen winter gezien, dat de menschen tusschen gaten en hoopen stonden te werken, terwijl dan de een groef, stond de ander met zijn schop water te hoozen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 500