504 14 JUNI 1935. De heer VAN HOUTEN, voortgaande, zegt, dat de vakbeweging het aangewezen lichaam is voor een dergelijk onderzoek. Deze kan zich met eventueele klachten wenden tot de Inspectie der Rijkswerkverschafflng en ten slotte tot de Regeering. Spr. keurt de wijze, waarop door den heer Van Keep en andere raadsleden een onderzoek naar de toestanden bij de werkverschaffing is ingesteld, ten zeerste af. Het verheugt hem, dat de heer Van Buitenen blijkbaar met zijn woorden instemt. Wethouder VAN BUITENEN stemt in zooverre met de woorden van den heer Van Houten in, dat hij zijn afkeuring uitspreekt over een zekere verkiezingspolitiek, welke door sommigen onder de tewerkgestelden zelve is gevoerd. Op leden van dezen Raad slaat dit niet. Het is Spr. als inspecteur van de Rijkswerkverschafflng bekend, dat er klachten zijn over de werkverschaffing in den Boeimeerpolder. Dit heeft geleid tot een conferentie over de arbeidsvoorwaarden bij de werkverschaffing, waaraan Burgemeester en Wethouders, een vertegenwoordiger van de vakorganisatie, die de klacht had aangebracht, en de Inspecteur van de Rijkswerkverschaffing hebben deelgenomen. Men ziet dus, dat de klacht niet door een raadslid, maar door de vakbeweging aanhangig was gemaakt. De heer KROONE vindt het beter, dat de tewerkge stelden niet met klachten op het Stadhuis behoeven te komen dit bewijst, dat er geen klachten zijn. Spr. is, als vertegenwoordiger van de R.K. Vakbeweging, in de laatste jaren meermalen op het Gemeentehuis geweest in verband met de arbeidsvoorwaarden der bij de werkverschaffing tewerkgestelden de laatste maal met twee vertegenwoor digers van de werkloozen. De heer Van Houten kan dan ook niet zeggen, dat er door de R.K. Vakbeweging niet voldoende aandacht aan de toestanden bij de werk verschaffing is besteed.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 504