18 JULI 1935.
533
Wethouder VAN MIERLO stelt op den voorgrond.dat
men in dit geval alle gedachten aan rancune uit het hoofd
moet zetten. Toen deze aangelegenheid in het College be
handeld is geworden, heeft men nagegaan, hoe vroeger in
dergelijke gevallen gehandeld is. In de eerste plaats ontmoet
men dan het geval van den adjunct-directeur van Openbare
Werken De Wolf; daarvan is toen weinig gezegd in
den Raad het viel nog in den z g. gouden tijd. Het tweede
geval was dat van den directeur van de Gemeente-Reiniging
Soutendam: een van de argumenten om hem langer in
dienst te houden was, dat hij nog geen recht had op vol
pensioen. Er is daar veel om te doen geweest; een tweede
verzoek, om zijn diensttijd te verlengen, is door den Raad
afgewezen. Het derde geval betrof den rector van het
Gymnasium, dr. Niemeijer; er was toen wel degelijk een
bijzondere reden aanwezig om hem nog een jaar in functie
te latener was namelijk nog geen opvolger vóór den
aanvang van het schooljaar. Desondanks heeft de Raad
besloten, dr. Niemeijer ontslag te verleenen. In het geval-
dr. Hofman is er geen bijzondere reden om hem langer
in dienst te houden. Dr. Hofman heeft indertijd verzuimd,
vroegeren diensttijd in te koopen. Zijn verzoek komt er
dan ook eigenlijk op neer, de Gemeente de ontbrekende
f 1600,te laten betalen. Spr. heeft den heer Hofman
gevraagd, waarom hij destijds dien diensttijd niet had in
gekocht. Het antwoord daarop luidde, dat hem dit toen
nog al duur toescheen. De heer P 1 e ij t e zei zooeven, dat
het in deze niet ging om de knikkers, maar om het recht
van het spel. Uit dat antwoord blijkt echter, dat het wel
degelijk om de knikkers gaat.
Een langer in functie blijven van dr. Hofman zou den
GGD. als dienst niet ten goede komen. Die dienst zou
dan voorloopig op vier geneesheeren ingesteld worden en
later weer op drie. Dit zou verkeerd zijn immers, er is
in het in de vorige raadsvergadering behandelde voorstel
tot aanstelling van een nieuwen tweeden geneesheer bij