18 JULI 1935. 547 De heer VAN DER VEN betuigt zijn tevredenheid aan het College van Burgemeester en Wethouders, omdat dit eindelijk gevolg heeft gegeven aan den in den Raad raar voren gebrachten wensch om dit werk te subsidieeren. Men ziet hieruit alweer, dat de aanhouder wint. De heer MARTENS is het altijd met Burgemeester en Wethouders eens geweest, dat de zorg, welke deze Ver- eeniging zich ten doel stelt. Rijkszorg behoort te zijn. Het doet hem niettemin genoegen, dat Burgemeester en Wet houders met dit voorstel komen. Spr. zou er echter de verwachting aan willen verbinden, dat, als er van andere richting een dergelijke aanvrage mocht inkomen, deze dan op gelijke wijze behandeld zal worden. De VOORZITTER is den heer Martens dankbaar voor zijn opmerking; zij toont namelijk aan, hoe gevaarlijk het is om deze subsidie te verleenen nu het Rijk dergelijke zaken van zich afschuift. Spr. was dan ook in het College zeer tegen inwilliging van de subsidie-aanvrage gekant, met het oog op de consequenties. Wethouder VAN BUITENEN is het niet eens met de opvatting, dat, nu het Rijk op het gebied van subsidies niet scheutig meer is, de gemeente maar moet bijspringen. Spr. heeft zich dan ook ten opzichte van de Handelsavond school tegen deze opvatting van zaken verzet. In dit geval gaat het er echter alleen maar om, een Noord-Brabanisch instituut met een goed doel De VOORZITTER: Zooals er zoovele zijn! Wethouder VAN BUITENEN, voortgaande, zegt, van meening te zijn, dat het verleenen van een klein subsidie, als blijk van waardeering voor het goede werk, hier wel op zijn plaats is, al is ook Spr. van meening, dat het werk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 547