18 JULI 1935.
553
gebruik maken, in geenen deele aan redelijke eischen vol-
,,doen, is reeds sinds geruimen tijd het plan gerezen om te
„dezen opzichte de zoo hoog noodige verbeteringen te ver
krijgen in den vorm van het bouwen van nieuwe barakken.
„De Geneeskundig Inspecteur van de volksgezondheid voor
„Noord-Brabant en Zeeland te Nijmegen, met wien herhaalde
„malen deze aangelegenheid werd besproken, is van oordeel,
„dat bevorderd moet worden, dat, waar de gemeente Breda
„toch nieuwe barakken ten zeerste behoeft, deze van een
„zoodanige capaciteit dienen te zijn, dat niet alleen BREDA,
„doch ook, zooals tot heden eveneens het geval was, de om-
„liggende gemeenten hiervan profijt kunnen trekken. Om
„velerlei redenen, waarvan de economische niet de onbelang
rijkste zijn, verdient het bouwen van één groote en goed
„geoutilleerde barak de voorkeur boven het oprichten van
„meerdere kleine barakken in diverse gemeenten. De geest
„en de bedoeling der Besmettelijke ziektenwet St.bl. 1928
„No. 265 is eveneens, dat zooveel mogelijk centraliseerend
„worde te werk gegaan bij het stichten en inrichten van
„nieuwe barakken. Dit blijkt o.m. uit artikel 18 dezer wet met
„de daarop gegeven toelichting.
„Wij hebben ons vóór eenigen tijd in verbinding gesteld
„met het Bestuur der Congregatie „Alles voor Allen", welke
„het St. Ignatiusziekenhuis alhier exploiteert, ten einde na
„te gaan of in samenwerking met deze Congregatie een af
boende en tegelijk aanvaardbare oplossing was te verkrijgen.
„Het behoeft immers geen betoog, dat het oprichten en exploi-
„teeren van een gemeentelijke barak met van gemeentewege
„aan te stellen personeel finantieel zeer bezwaarlijk is. Het
„resultaat dezer onderhandelingen is geweest, dat overeen
stemming met genoemde Congregatie werd verkregen op de
„voorwaarden, als omschreven in bijgevoegde ontwerp-over-
„eenkomst.
„Het komt ons voor, dat de in deze ontwerp-overeenkomst
„weergegeven oplossing alle aanbeveling verdient. Ook boven
genoemde Inspecteur kan zich met den inhoud volkomen
„vereenigen.
