18 JULI 1935. 555 De heer VENKER vraagt vervolgens, door wie(n) het geneeskundig toezicht in de barakken zal worden uitgeoefend. Wethouder VAN MIERLO antwoordt, dat, voor zoover het armlastigen betreft, dat toezicht zal worden uitgeoefend door den G G. D. en den directeur van het Ziekenhuis. Zonder verdere opmerkingen wordt daarop conform het voorstel van Burgemeester en Wet houders besloten. 38. Schrijven van Burgemeester en Wethouders, houdende inlichtingen op vragen, gesteld door het raadslid J. J. C. M. van Keep bij diens interpellatie over den gang van zaken bij den parkaanleg in den Boeimeerpolder, luidende als volgt: ,,De mededeelingen, gedaan door den heer Van Keep in ,,de vorige raadsvergadering bij zijn interpellatie aangaande „den gang van zaken in de werkverschaffing bij den aanleg „van een park in den Boeimeerpolder, geven ons aanleiding „tot de naVolgende opmerkingen: „Op de eerste plaats zij geconstateerd, dat de algeheele „technische leiding bij den parkaanleg berustte bij den dienst „der beplantingen, terwijl de Heide-Maatschappij de dage- „lijksche leiding bij het werk en het toezicht had. De Directeur „der Beplantingen was derhalve directie en de Heide-Mij. „uitvoerder. De laatste had uit te voeren de opdrachten, „welke de eerste gaf. Wanneer echter bij een werk gebrek aan het noodige overleg bestaat tusschen directie en uit- .voerder, ligt het voor de hand, dat zulks het werk met ten „goede komt. Wij erkennen, dat het onderhavige werk een „vlotter verloop kon hebben gehad, indien het contact tus- schen directie en uitvoerder vruchtbaarder was geweest, al „zijn er ook andere omstandigheden opgetreden, welke het „verloop van het werk minder gunstig hebben beïnvloed. De „schildering, welke echter de heer Van Keep van het verloop „van het werk geeft, is zeer overdreven en niet objectief, het-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 555