558 18 JULI 1935. „ken en er ook aan tegemoet kunnen komen, zoo deze ge rechtvaardigd zijn. Over het vaststellen der accoord-loonen „werden over het algemeen geen klachten vernomen. „Het afpompen van het water heeft, naar ons College werd „medegedeeld, steeds plaats gehad, zooals dit naar de mee- „ning van interpellant gebeuren moest. Tijdens uitvoering van „het werk is het water nimmer zgn. „over de hand" gepompt, „doch steeds „achter de hand" weggepompt. Het is niet wel „te begrijpen op welke wijze de Heer Van Keep zien had „voorgesteld het water weg te pompen. Het is toch niet aan „te nemen, dat de heer Van Keep het water in het boven gedeelte van de Zaanmark zou willen afpompen. „Het verwerken van den grond vanaf een gemiddelde „hoogte van 1 M. A.P. naar een gemiddelde hoogte „van 2.50 M. A.P. kan op tweeërlei wijze plaats vinden. „Eerstens kan de grond zg. worden gehaakt, waarbij de eene „arbeider den grond op de schop van een anderen arbeider „werkt. Plaatst men de beide arbeiders op een onderling „hoogteverschil van 1.50 M„ dan zou men het smalspoor „geheel vlak kunnen leggen. Ten tweede kan men het smal spoor onder een bepaalde helling leggen en op deze wijze „de arbeiders den grond direct in de karren laten laden. In „het laatste geval moeten de karren echter omhoog worden „geduwd. „Uit practische overwegingen en mede in het belang van „de arbeiders, werd door den uitvoerder bij het werk in den „Boeimeerpolder de laatst omschreven wijze van werken ge combineerd en werd dus het spoor eenigszins hellend aan gelegd en moest tevens een gedeelte van den grond door „de arbeiders worden gehaakt. Het komt ons niet mogelijk „voor, dat interpellant een werkwijze zou kennen, waarbij „noch het haken, noch het hellend leggen van het spoor „noodig zou zijn voor het vervoeren van grond met een der gelijk hoogteverschil. „Er is niet vermeld welke gedeelten interpellant als afge- .werkt beschouwt. Voor elk deskundige is het echter wel „duidelijk, dat omgewerkte grond, waarin van ouds reeds

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 558