18 JULI 1935.
565
11Dan staat er in het antwoord een heel relaas over het
haken van gronden. Aan het einde van dit relaas zegt men:
,,Het komt ons niet mogelijk voor, dat interpellant een werk
wijze zou kennen, waarbij noch het haken, noch het hellend
leggen van het spoor noodig zou zijn voor het vervoeren van
grond met een dergelijk hoogteverschil."
Mijnheer de Voorzitter, daarvoor zijn nog verschillende ma
nieren. Het zou echter te ver voeren, ze hier uitvoerig te
vermelden, maar wel blijkt hieruit, dat de uitvoerders van de
Heide-Maatschappij nog veel moeten leeren en weinig kennis
hebben van zulk soort zaken.
12. In het antwoord beweert men, dat er geen afdoend
middel is om „panen" en ander onkruid in één maal afdoende
te bestrijden.
Mijnheer de Voorzitter, daar zal niemand iets van zeggen;
het is heel normaal, dat men het niet in één keer weg heeft;
maar hier gebeurt het tegenovergestelde: men vervoert grond,
beschoten met panen, naar een gedeelte van het terrein, waar
deze niet staan, zoodat ook zij daar ter plaatse kunnen gaan
schieten; men laat het terrein een zomer zoo liggen en nu is
op deze wijze het onkruid de gelegenheid gegeven om flink
voort te woekeren, in plaats van het ineens gereed te leggen
en desnoods met lupinen of sirondel te bezaaien, wat het
onkruid doet verstikken, zooals altijd gebeurt; men zie b.v.
naar hetgeen bij de Houtvesterij en elders geschiedt. Dit had
allemaal kunnen gebeurd zijn, indien de uitvoering van het
werk op den afgesproken datum was gereed gekomen; dan
was het onkruid dit jaar tot een minimum teruggebracht.
13. „Dat het gras verbranden zal, kan niet voor ernst
genomen worden. Blijkens onze inlichtingen is de grond overal
z.g. „gebroken". Wij zouden derhalve nog gaarne van den
heer Van Keep vernemen, waar dit niet het geval zou zijn
geweest."
Mijnheer de Voorzitter, gaarne wil ik die plaats aanwijzen.
Daar waar wanneer men nu ter plaatse gaat kijken
zij voor de zooveelste maal aan het egaliseeren zijn, daar
kan men de banken zien zitten.