18 JULI 1935.
569
De heer KROONE vervolgt: Maar de Heide-Maat
schappij redeneert elke klacht weg. Spr dringt in deze op
een ernstig onderzoek aan, dan kan er, naar zijn meening,
uit de interpellatie-Van Keep iets goeds geboren worden.
Wethouder VAN MIERLO zegt, dat men moeilijk van
hem kan vergen, dat hij de lange ceel klachten van den
heer Van Keep ineens beantwoordt. Spr. zal beginnen
met eenige mededeelingen te doen omtrent het totstand
komen van het prae-advies. Dit is niet zooals de heer
Van Houten heeft gezegd van hem, maar van
Burgemeester en Wethouders, al heeft hij aan de totstand
koming ervan een werkzaam aandeel gehad. Burgemeester
en Wethouders hebben eerst het schriftelijk rapport inge
wonnen van den Directeur der Beplantingen en den op
zichter van de Heide-Maatschappij en daarna hebben zij
zich ter plaatse op de hoogte gesteld. Uit de opgedane
gegevens is dit prae-advies opgebouwd. De zaak is door
Burgemeester en Wethouders dus wèl objectief bekeken.
Van den heer Van Keep kan zulks niet gezegd worden
diens bedoeling schijnt het te zijn, de Heide-Maatschappij
er uit te werken, het koste wat het kost! De heer Van
Keep dient op deze wijze niet de goede zaak en ook
niet den goeden geest onder de werkloozen. Vele van deze
menschen zijn uiteraard prikkelbaar Spr. neemt hen dat
niet kwalijk maar men moet die prikkelbaarheid niet
gaan aanmoedigen. En dit doet men hier. De klachten der
tewerkgestelden zouden niet zoo veelvuldig geweest zijn,
als er hier niet op een dusdanige wijze over de werkver
schaffing in Boeimeer gesproken was. Daardcor is op het
werk een geest ontstaan, dien wij allen betreuren.
Als er geen goed werk geleverd is, dan ligt de schuld
bij dengene, die de leiding had, namelijk bij den Directeur
der Beplantingen. Het lag op zijn weg om, als de zaak
niet goed marcheerde, bij het College van Burgemeester en
Wethouders te komen om zich daarover te beklagen. Dit