18 JULI 1935. 595 B. „Door Uw lid den heer S. Kooijman zijn aan ons „College bijgaande vragen gesteld terzake van de loonen „der chauffeurs der NV. Monopol. „In antwoord op deze vragen kunnen wij U mededeelen 1. „dat volgens ons verstrekte inlichtingen de inkomsten „der chauffeurs aanzienlijk hooger liggen dan door den „Heer Kooijman in zijn vragen vermeld; 2. „dat wij van meening zijn, dat het ten aanzien van „dit door Gedeputeerde Staten geconcessionneerde bedrijf, „niet op den weg van het gemeentebestuur ligt zich in te „laten met de loonregeling van de betrokken chauffeurs; 3 „dat de vragensteller zich desgewenscht met betrek- „king tot klachten ten aanzien van de autobusdiensten, die „van een concessie van Gedeputeerde Staten afhankelijk „zijn, rechtstreeks tot dit College zou kunnen wenden". De heer KOOIJMAN zegt het volgende In de eerste plaats. Mijnheer de Voorzitter, wil ik even terugkomen op het door U gesprokene in de vergadering van 14 Juni j.l., waarin door U, geheel buiten de orde om, de door mij gestelde vragen in het geding werden gebracht. Op sarcastische wijze heeft U zich toen uitgelaten over de eigenaardige manier, waarop deze vragen zouden zijn in gediend. Ik zou ze namelijk eerst het Dagblad van Noord- Brabant hebben aangeboden en daarna, nadat zij in dit dagblad met onderschrift waren gepubliceerd, bij U, Mijn heer den Voorzitter, hebben ingediend. Het stempel van binnenkomst mijner vragen geeft aan 13 Juni 1935, op 12 Juni waren zij in het Dagblad verschenen. Ik had zeer zeker verwacht, Mijnheer de Voorzitter, dat U de toen maals gedane mededeeling thans had gerectificeerd, omdat U weet, dat Uw mededeeling onjuist is geweest en de vragen reeds op 11 Juni in Uw bezit waren; het spijt mij, dat U dit hebt nagelaten. Waarom zijn door mij deze vragen aan Uw College gesteld? Omdat de arbeiders bij de N.V. Monopol zich

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 595