596 18 JULI 1935. niet in vakbonden kunnen organiseeren, daar de Directie dit niet wil; omdat zij dus vrij wel onbeschermd staan tegen de willekeur van die Directie en ik in het College van Burgemeester en Wethouders de eenig juiste instantie zag, die met kans op succes bij Gedeputeerde Staten om ver betering kon vragen. Wat de beantwoording mijner vragen betreft, wil ik alleen dit zeggen Had ik bij de samenstelling ervan eenige hoop, dat Uw College bemiddelend zou willen optreden bij de Gedeputeerde Staten om de zeer beduidende ver mindering der loonen van deze arbeiders ongedaan te maken, toen ik na afloop der vergadering van 14 Juni j.l. Uw waardeering van den arbeid van deze menschen hoorde, Mijnheer de Voorzitter, wist ik reeds, dat deze hoop ijdel was. Mijn cijfers worden door Uw College, aan de hand van verstrekte inlichtingen, in twijfel getrokken. U hebt mij in de vergadering van 14 Juni de vraag gesteld, of ik mijn licht ook bij de onderneming had opgestoken, welke vraag ik geheel naar waarheid met „neen" heb beantwoord. Mag ik U thans ook vragen, Mijnheer de Voorzitter Heeft Uw College zijn licht ook bij de chauffeurs opge stoken of heeft U Uw inlichtingen van de Directie, die tot de laatste loonsverlaging de menschen voor f 25. per week liet teekenen en ze f 16.50, verminderd met de door mij opgegeven kortingen, uitbetaalde? Op dit feit slaat zeker ook het onderschrift in het Dagblad van Noord- Brabant, dat eveneens f 25.per week vermeldde. Verder dank ik het College van Burgemeester en Wet houders voor hun welwillendheid om mijn vragen te be antwoorden en voor het ongevraagd deskundig advies. Ik wil eerlijk verklaren, nog nooit zoo n goedkoop advo caten-advies gekregen te hebben, maar ik moet er aan toevoegen het advies in de eene schaal, de kosten in de andere en de balans is in evenwicht.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 596