18 JULI 1935.
597
De VOORZITTER zegt, dat, wat de eerste kwestie
betreft, het wel kan zijn, dat de vragen van den heer
Kooijman hem op 11 Juni j.l. in handen zijn gestopt
hoewel zij eerst op 13 Juni officieel als ingekomen stuk
gedagteekend zijn maar, als die vragen op 12 Juni al
in de pers worden gepubliceerd, dan is de bewering, dat
Burgemeester en Wethouders eerder waren ingelicht dan
de pers, toch bezwaarlijk vol te houden.
Spr. acht het, in verband met de verwijzing naar de
Gedeputeerde Staten, niet noodig diep op de loonkwestie
in te gaan. Uit informaties is het College van Burgemeester
en Wethouders gebleken, dat de loonen der chauffeurs
hooger zijn dan de heer Kooijman beweert: f 13 en
f 10.— per week plus fooien. Dit is trouwens toch nogal
een behoorlijk loon in dezen tijd men moet het bedrag,
dat aan fooien ontvangen wordt, vooral niet onderschatten
en er zijn tal van werknemers, die tegenwoordig met
minder weekloon naar huis gaan.
De heer KOOIJMAN heeft nog geen antwoord gekregen
op zijn vraag, waar het College zijn inlichtingen heeft
ingewonnen.
Da VOORZITTER antwoordt, dat Burgemeester en
Wethouders geen onderzoek naar de loonkwestie hebben
ingesteld. Zij hebben van twee kanten inlichtingen gekregen,
Spr. zegt evenwel niet, dat hij voor de juistheid van die
inlichtingen instaat.
Het antwoord van Burgemeester en Wet
houders op de vragen van den heer Kooijman
wordt daarop voor kennisgeving aangenomen.
40. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot
vermindering van de door de N.V. Monopol Automobiel
Import Maatschappij verschuldigde vergoeding voor het