626
29 AUGUSTUS 1935.
„bijzondere scholen over 1933 derhalve worden vastgesteld:
„voor het bijzonder g.l.o. op 11,02 plus 0,50 is 11,52
„per leerling.
„voor het bijzonder u.l.o. op 22,20 plus 0,50 is 22,70
„per leerling.
„Krachtens het bepaalde in art. 103, 3e lid der 1. o. wet is
„aan de besturen der bijzondere scholen reeds een voorschot
„uitgekeerd op de vergoeding over 1933 tot een bedrag als
„vermeld in kolom 5 van den bijgevoegden staat B. Dit ver-
„leende voorschot wordt op de thans uit te keeren vergoeding
„1933 ingehouden terwijl met verschillende schoolbesturen nog
„een verrekening dient plaats te hebben in verband met de
„driejaarlijksche afrekening" bedoeld in art. 101 sub 8, waar-
„voor wij U naar ons afzonderlijk voorstel mogen verwijzen.
„Op grond van het vorenstaande hebben wij de eer U voor
„te stellen, de vergoeding ex artikel 101 der 1. o. wet over 1933
„aan de besturen der op de hierbijgaande aanvragen vermelde
„scholen vast te stellen op de bedragen, zooals die voor iedere
„school op den bijgevoegden staat B in de desbetreffende
„kolom zijn aangegeven."
Niemand der leden hiertegen eenige bedenking
hebbende, wordt dienovereenkomstig besloten.
15. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot
vaststelling van de vergoeding ex artikel 101 der L.O.-wet
1920 over het jaar 1933 aan eenige bijzondere lagere
scholen, met inbegrip van de driejaarlijksche afrekening
over de jaren 1931 tot en met 1933.
De heer MABELIS wil er even op wijzen, dat de
gemeente Breda gefeliciteerd kan worden met haar uitgaven
voor het bijzonder lager onderwijs. Uit de stukken blijkt,
dat dertien bijzondere scholen minder hebben uitgegeven
dan waarop zij recht hadden, terwijl er andere zijn, die uit
eigen middelen f 800,hebben uitgegeven. Waren de