29 AUGUSTUS 1935. 635 „kas niet kon dragen de uit deze verlaging voortvloeiende „vermindering van inkomsten, welke thans, nu de gemeente „slechts 20 der hoofdsom huurwaarde uitgekeerd krijgt, „naar raming bedraagt rond 4600,bij een verlaging tot „2/3 en rond 10.000,— bij een verlaging tot 1/3. „Wel geeft adressante in overweging dit verlies aan in- „komsten te compenseeren door verhooging der aan de geheele „burgerij opgelegde lasten, doch hierbij moge worden opge- „merkt, dat deze lasten reeds tot een zoodanige hoogte zijn „opgevoerd, dat verdere verhooging zeer bezwaarlijk geacht „moet worden. „Resumeerende hebben wij de eer U opnieuw voor te stellen „afwijzend op deze verzoeken te beschikken." De heer HOUBEN zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter. Aanvankelijk lag het niet in mijn voornemen, na de ge documenteerde rede van den heer Van Arendonk in de vergadering van 12 Februari j. 1.nog eens op dit onderwerp terug te komen. Als oud-belastingontvanger ondervond ik evenwel (ook reeds vóór de crisis) hoe on billijk en onlogisch de heffing der personeele belasting voor het café- en restaurantbedrijf werkt, zoodat ik niet kan nalaten daarover nog eens het woord te voeren. Opgezet als een verteringsbelasting werd in de wet op de personeele belasting toch een soort verkapte bedrijfs belasting ingelascht voor verschillende bedrijven. Winkeliers, hotel- en logementhouders, pensionhouders, verhuurders van gemeubileerde kamers enz. werden weliswaar in de heffing betrokken, doch ze werden toch nog eenigszins ontzien en gespaard door slechts een gedeelte der huurwaarde belastbaar te verklaren en andere tegemoetkomende voor zieningen. Ook telkens als weer een nieuwe grondslag aan de personeele belasting werd toegevoegd, b.v. motorrijtuigen, werden steeds bepalingen gemaakt, dat wagens tevens voor bedrijf en beroep gebezigd, naar lagere tarieven werden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 635