636
29 AUGUSTUS 1935.
belast. De biljarten evenwel toch zeker voor koffiehuis-
houders voorwerpen uitsluitend voor hun bedrijf ont
kwamen niet aan den greep van den fiscus. Wel werden
ze ondergebracht in een lager tarief dan dat voor particuliere
houders bepaald, maar nu zoo goed als alle niet-koffiehuis
houders hun biljarten van wege de hooge belasting hebben
opgeruimd of door belastingvrije hebben vervangen, is er
feitelijk maar één tarief meer, namelijk dat voor de café
houders, welk tarief met de opcenten ongemeen drukkend
is. Nu zal men wellicht zeggen: een café is een luxe bedrijf.
Doch is een kapsalon dan geen inrichting van weelde? En
toch ik zeg volmondig terecht zijn deze salons door
een arrest van den Hoogen Raad buiten de vingers van
den fiscus gebleven niet voor l/3, doch voor het geheel,
omdat het zijn perceelen, gebruikt voor de uitoefening van
het bedrijf.
Mijnheer de Voorzitter, ik zou nog meer bewijzen kunnen
aanvoeren, dat de personeele belasting als verteringsbe
lasting in deze onlogisch is en niet minder onbillijk. Deze
heffing is voor het café- en restaurantbedrijf, vooral door
de opcenten, uitgegroeid tot een ondraaglijken last. In de
jaren van hoog conjunctuur heeft dit bedrijf, evenals alle
andere zaken, zijn inrichtingen verfraaid en uitgebreid.
Daarvan plukten bouwondernemers en leveranciers en niet
minder de gemeenten de vruchten. Nu door de hooge op
centen de personeele belasting niet meer te torsen is, zitten
de koffiehuishouders enz., wier inkomsten, zooals iedereen
weet, achteruit hollen, met dat alles te kijken, terwijl de
verbouwde en verbeterde, van die heffing vrijgestelde ge
bouwen, althans verder buiten schot van den fiscus blijven.
Waar nu de Regeering, door de bekende wetswijziging,
de gelegenheid schiep de caféhouders enz. althans eenigszins
tegemoet te komen, vermeen ik, dat wij gerust aan hun
verzoek kunnen voldoen, zonder zelfs de Gemeente noemens
waardige bedragen te doen derven. Vooral nu na de in
voering der nieuwe wet op de werkloosheidszorg 80°/o der