638 29 AUGUSTUS 1935. Men moet daarom aan belanghebbenden gelegenheid geven hun bedrijven op peil te houden. Het is z. i. in het belang van Breda, dat de gevraagde belastingverlaging wordt toegestaan. De heer BROOS merkt op, dat deze aangelegenheid hier al zoo dikwijls is besproken, dat er bezwaarlijk nieuwe gezichtspunten naar voren kunnen worden gebracht. De heer H o u b e n heeft medegedeeld, dat er weer zoovele groote gemeenten toe over zijn gegaan om de personeele belasting voor de café- en restaurantbedrijven te verlagen. Spr. kan niet beoordeelen in hoever dit juist is. Hij heeft echter de laatste maal, dat de zaak hier behandeld werd, aangetoond, dat van de 213 gemeenten, die in 1934 van de gelegenheid tot verlaging van de personeele belasting voor de café- en restaurantbedrijven gebruik hebben ge maakt, hetzij tot 2/3, hetzij tot 8, er niet één tot de zes groote steden van Nederland behoorde. Neemt men daarbij nog in aanmerking, dat er ruim 1000 gemeenten in ons land zijn, dan is 213 een betrekkelijk gering aantal. De heer H o u b e n heeft verder nog gezegd, dat de schade voor de Gemeente slechts f 4500,zal bedragen en dat die wel op andere wijze te vinden zal zijn. Dit is gemakkelijk gezegd. Als de Raad het voorstel van den heer Houben mocht aannemen, zal dat bedrag natuurlijk ge vonden móeten worden. Maar hoe? Door belastingver- hooging? Den vorigen keer, bij de vaststelling der gemeente- begrooting, is reeds overgegaan moeten worden tot ver hooging van de huur voor watermeters met f 1.een volgende maal zal dat dan f 2,— moeten worden enz.; op die manier zal men er altijd kunnen komen. De vraag is echter, of men er goed aan doet, op die wijze voort te gaan; duizenden anderen verkeeren evenzeer in moeilijke omstandigheden. Spr. heeft er dan ook bezwaar tegen, aan het verzoek te voldoen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 638