29 AUGUSTUS 1935. 639 De heer VISSER zegt, dat de door den heer Houben gemaakte vergelijking tusschen kapsalons en café s niet op gaat; de kapsalons houden verband met de verzorging van het lichaam; zij voorzien derhalve in een behoefte. Zulks kan van café s niet gezegd worden. Spr. kan die vergelijking dan ook niet aanvaarden. De heer MABELIS brengt in herinnering, dat hij den vorigen keer gezegd heeft, dat de café's in den tijd van hoog conjunctuur zijn uitgegroeid tot luxe bedrijven, die thans niet meer te handhaven zijn. Door belastingverlaging verkrijgt men geen verbetering in den toestand dier be drijven; daarvoor is maar één afdoend middel, namelijk saneering van het bedrijf door ordening. Het argument, dat de caféhouders te zwaar worden belast, heeft weinig waarde; dit geldt ook voor tal van anderen. Een ander geval zou het zijn, wanneer er sprake was van een tijde- lijken noodtoestand, doch dit is hier niet het geval. De heer VAN ARENDONK zegt het volgende: Mijnheer de Voorzitter, Reeds vier maal heeft de Raad hierover afwijzend beschikt. Het prae-advies van Burgemeester en Wethouders gelezen hebbende, waarin vermeld staat, dat, wanneer deze aanslag tot 3 wordt verminderd, dit een schadepost is van f4600, constateerde ik, dat ik het den vorigen keer, toen ik hier naar voren bracht, dat dit bedrag zou liggen tusschen de 4500 en 5000 gulden, wel niet ver mis heb gehad, een reden te meer om hierop nog eens nader terug te komen, als ook het spreekwoord gestand doende: De aanhouder wint. Ik zal U niet gaan vermoeien met een reeks van cijfers over faillissementen, omzetten, onkosten enz., dit heb ik de vorige maal reeds gedaan, alleen wil ik opmerken, Mijnheer de Voorzitter, dat men zich inwerkende en oor- deelende over den toestand in deze bedrijven, weldra tot

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 639