650
29 AUGUSTUS 1935.
zoo mogelijk tot overeenstemming te komen. De organisaties
zijn niet te spreken over de wijze, waarop de zaak hier
geregeld is, en ook niet over de manier, waarop het overleg
heeft plaats gehad; de personeelsorganisaties zijn daarbij
absoluut genegeerd. Zij maken het College daarvan een
ernstig verwijt. Spr. meent, dat men eerst moet afwachten,
wat het resultaat van die onderhandelingen zal zijn, alvorens
een beslissing op de motie-Visser te nemen. Voor het
overige kan Spr. zich in vele opzichten met het betoog
van den heer Visser vereenigen.
De heer BROOS zou den heer Visser willen vragen,
of het, nu de onderhandelingen nog hangende zijn, wel het
juiste tijdstip is om in te grijpen. Het komt Spr. voor, nu
de zaak zoo staat, dat men beter doet met het resultaat
dier onderhandelingen af te wachten. De heer Visser
moet er zich dan maar mede vergenoegen, dat hij de zaak
op gang heeft gebracht.
Voorts zegt Spr., dat er een ondernemer was, die aan
zijn chauffeurs geen loon gaf. Dit is nu geworden 50 cents
per dag i0° van hetgeen zij omzetten. Spr. is van
oordeel, dat het voor de ondernemers moeilijk zal zijn, hun
personeel een behoorlijk loon te geven.
De VOORZITTER constateert, dat de heerenKroone
en Broos het niet met den heer Visser eens zijn
om nü in te grijpen. Spr. deelt hun standpuntBurgemeester
en Wethouders hebben dit ook schriftelijk verdedigd.
Weliswaar hebben zij thans reeds prae-advies over de motie-
Vis s e r uitgebracht, doch zij hebben dit gedaan omdat
de heer Visser niet in den nieuwen Raad terugkeert.
Nu verwijt de heer Visser het College, dat ten deze
geen redelijke gedragslijn wordt gevolgd. Zijn vergelijking
met de bebouwingsvoorschriften gaat evenwel niet op;
daarmede komt men in een geheel andere sfeer, namelijk
die der wettelijke regelingen. Het betreft hier echter het