3 SEPTEMBER 1935. „monumentenverordeningen, dat zij niet mogen treden in „de voorschriften bij art. 1 der Woningwet geregeld. „Voorschriften in de monumentenverordening, die behooren „onder artikel 1 van de Woningwet, zullen dus niet ver bindend zijn met betrekking tot de bouwvergunning. Niet „alle voorschriften van monumentenverordeningen vallen „onder de bepalingen van artikel 1 der Woningwet; met „de voor vernieuwen, veranderen of uitbreiden belangrijkste „bepalingen is dat wel het geval. Voorschriften omtrent „sloopen en aan het oog onttrekken behooren niet tot de „in artikel 1 van de wet bedoelde. Om ten deze misverstand „te voorkomen is de bepaling onder d. van het 2e lid van „art- 6 der Woningwet opgenomen. In de monumentenver- „ordening is alleen plaats voor minder belangrijke of minder „ingrijpende voorschriften. „Het komt ons voor, dat bijzondere voorzieningen met „betrekking tot de monumentenverordeningen, waarin ten „aanzien van veranderen, vernieuwen of uitbreiden slechts „eischen van ondergeschikt belang mogen voorkomen, niet „noodig zijn. „In artikel 4 der Verordening tot instandhouding van „monumenten in de Gemeente Breda (Gemeenteblad nr. 377 „van 1923), komt een bepaling voor, welke in strijd is met „het bovenstaande. „In artikel 4 dier verordening wordt verboden het „uiterlijk veranderen" van op de monumentenlijst voor- bomende monumenten. „Naar de meening van Gedeputeerde Staten kan strijd „met de wet worden vermeden door deze woorden te ver- „vangen door: „veranderen van uiterlijk aanzien". De „overige handelingen, welke verboden worden, n.l. geheel „of gedeeltelijk sloopen, verwijderen of verplaatsen, vallen „niet onder de voorschriften krachtens artikel 1 der Woning- „wet geregeld, zoodat deze bepalingen gehandhaafd kunnen „blijven. „In verband met vorenstaande geven wij Uwen Raad in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 681