748 30 OCTOBER 1935. denscheweg moet het water daar gelijk sterven, zoodoende is de toestand daar onhoudbaar en is de aan- en afvoer van de fabriek ter plaatse haast onmogelijk; om b.v. mijn huis te bereiken zou men moeten zijn voorzien van goede water laarzen. Nu mis ik bij de stukken een situatie-teekening; was die er bij, dan waren mijn vragen overbodig. Thans zie ik mij ge noopt de volgende vragen te stellen: le. Hoe komt de rioleering te liggen in verband met de doorsnijding van den weg; moet zij langs één kant uit- loozen of langs beide kanten? 2e. Heeft een ophooging plaats volgens het peil der nieuwe wegen, i.e. den nieuwen Terheydenscheweg en den Oude Terheydenscheweg? 3e. Hoe breed wordt deze weg? 4e. Heeft er een verlegging van den weg plaats, namelijk door het rechtmaken hiervan? 5e. Hoe ver komt de weg? 6e. De weg wordt toch zeker ook verlicht? Mijnheer de Voorzitter, gaarne had ik van Uw College of van den Wethouder van Openbare Werken eenig antwoord. De VOORZITTER zegt, dat het College deze vragen nader onder de oogen zal zien. Spr. stelt in verband daar mede voor, de verdere behandeling van dit voorstel aan te houden tot de volgende vergadering. Daartoe wordt besloten. 28. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, om te bepalen, dat een herziening van het uitbreidingsplan voor deze gemeente in voorbereiding is, luidende als volgt: ,,Van de Gedeputeerde Staten van Noordbrabant gewerd ,,ons de mededeeling, dat dit College het bestaande uitbrei dingsplan, mede door de uitbreiding en wijziging van het „verkeer, niet meer als geheel op de hoogte van den tijd be schouwde. De Gedeputeerde Staten dringen daarom op her-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 748