,1 «I i f'58 30 OCTOBER 1935. Naar aanleiding van een en ander zou Spr. willen vragen: Waar blijven nu de fondsen, welke niet ten name van de in stelling staan? De VOORZITTER antwoordt, dat bedoelde fondsen in bewaring worden gegeven bij de Nederlandsche Bank. Er heeft zich onlangs een zelfde kwestie voorgedaan ten aan zien van de fondsen van het Burgerlijk Armbestuur. Daar over is toen met Gedeputeerde Staten een uitvoerige corres pondentie gevoerd, waarvan het resultaat is geweest, dat dit College er aan blijft hechten, dat wordt voldaan aan den eisch, gesteld in art. 23, 3e lid, der Armenwet. De heer PLEYTE merkt op, dat, nu art. 10 is vervallen, in art. 11 niet meer met het woordje ,,zij" kan worden ver wezen naar het woord „regenten" in eerstgenoemd artikel: dat zij zal moeten worden vervangen door „de regenten". De VOORZITTER erkent de juistheid van deze opmer king en geeft in overweging, art. 11 in dien zin te wijzigen. Daarop wordt het herzien reglement, met in achtneming van deze wijziging, goedgekeurd en vastgesteld. 33. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot voor ziening in administratie-kosten van het Stedelijk Museum, luidende als volgt: „Ten behoeve van het Stedelijk Museum bevat de begroo- „ting sinds 1920 een subsidiepost. Deze bedroeg 500.-, „totdat hij voor het jaar 1935 tot 450.— werd verminderd. „Het museum is, zooals Uw Raad bekend is, in de laatste „jaren aanmerkelijk uitgebreid; het werd van de verdieping in ,,'hê't 'Hoofdbureau van Politie overgebracht naar de boven verdieping 'van de gerestaureerde Boterhal en door de toevoe ging van degrOote benedenhal van dit gebouw aan het museum „'WOrdt de 'Boterbal binmefl'kó'rt geheel daarvoor bestemd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 758