796 28 NOVEMBER 1935. „onjuist om, zooals in het adres wordt verzocht, eenvoudig „te bepalen, dat aan hen, die op een bepaalden datum (later „dan 1 December) ingeschreven zijn, een Kerstgave zal wor- „den verstrekt, omdat het dan kan voorkomen, dat een in geschrevene, die slechts één of twee weken van het jaar „werkloos is, een Kerstgave ontvangt. De bedoeling van het „verstrekken van een kerstgave is toch om alleen hun, die met „langdurige werkloosheid te kampen hebben, een extra-uit- „keering te doen met Kerstmis. Het lijkt ons daarom beter „te bepalen, dat alleen zij, die in het tweede halfjaar 13 weken „of langer werkloos waren, voor een Kerstgave in aanmerking „komen. Als datum op welken men als werkloos moet zijn „ingeschreven kan dan 14 December worden genomen. „Wij hebben derhalve de eer U in overweging te geven, „te bepalen: „dat een Kerstgave wordt verstrekt aan hen, die uitkeering „uit een werkloozenkas ontvangen over de week eindigende „op 21 December a.s. en gedurende het tweede halfjaar 1935 „ten minste 13 weken werkloos waren, terwijl de Kerstgave „bedraagt van het bedrag, dat zij zouden ontvangen, „indien zij ingevolge de Crisis-steunregeling uitkeering ont gingen. „Het percentage kan nog niet worden bepaald, omdat daar omtrent nog een ministerieel schrijven wordt ingewacht." De heer DE JONG wil, in verband met de bij het adres gevoegde toelichting, opmerken, dat een en ander in feite een voortzetting is van hetgeen het vorig jaar door den Bredaschen Bestuurdersbond aan den Raad is verzocht. Er is toen aan „St. Petrus" gevraagd daaraan adhaesie te be tuigen. Dat de Bestuurdersbond er nu niet direct toe over is gegaan, een adres ter zake tot den Raad te richten, vindt zijn oorzaak in de toezegging van Burgemeester en Wet houders in de raadsvergadering van 5 Januari 1935 ge daan dat zij „de gemaakte opmerkingen bij een volgende gelegenheid nader in beschouwing zullen nemen", van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 796