28 NOVEMBER 1935.
807
dat het voorstel der beide Middenstandsorganisaties niets anders
beoogt dan ordening te brengen in het distributiebedrijf, tot be
houd van den gevestigden bona-fide middenstand in het
bijzonder en ten bate van het algemeen belang. Dieper
wil ik thans niet op de zaak ingaan, daar dit behoort tot de
competentie der te benoemen commissie.
Wat betreft het benoemen van een commissie, zooals
door Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld, zou
het in i beter zijn, een raadscommissie in te stellen en
daarnevens een sub-commissie uit de belanghebbende or
ganisaties, welke sub-commissie de te benoemen raads
commissie van voorlichting en advies kan dienen. Immers
een commissie, als door Burgemeester en Wethouders be
doeld, zal een dusdanig log instituut wezen, dat het niet
bevorderlijk is voor het vlotte verloop der werkzaamheden.
Dit neemt echter niet weg, Mijnheer de Voorzitter, dat we
ook een commissie, als door Burgemeester en Wethouders
bedoeld, toejuichen, indien mijn zooeven geuite meening
omtrent zoo'n commissie niet kan worden gedeeld.
Ten slotte. Mijnheer de Voorzitter, kan ik het met het
prae-advies volkomen eens zijn, waar dit zegt, dat de Over
heid haar hand niet behoeft te weigeren aan den midden
stand, die een loffelijke poging wil doen om tot ordening
en betere toestanden te komen. De middenstand vraagt
juist alleen de beschermende hand van de Overheid, welke
met oprechte dankbaarheid zal worden aanvaard.
De heer MABELIS merkt het volgende op
Mijnheer de Voorzitter,
Het is mij na de lezing van de verzoekschriften der Midden-
standsvereenigingen met de toelichting, na het prae-advies en
ook na de nadere toelichting, zoo juist gegeven door den heer-
Van Arendonk, nog steeds niet duidelijk, wat nu eigenlijk dooi
de vereenigingen wordt bedoeld. Wordt alléén een studie
commissie bedoeld, dan sluit ik mij aan bij het prae-advies, dat