808
28 NOVEMBER 1935.
daarvoor geen Raadscommissie noodig is, doch dat hier een
bij uitstek geëigend terrein voor den middenstand zelf ligt. Is
het daarentegen de bedoeling, dat de commissie, na haar
studie, met ontwerp-verordening bij den Raad komt, dan rijst
daartegen bij mij wel eenig bezwaar. Ten eerste het feit, daf
reeds een voor-ontwerp van een wettelijke regeling van de
Regeering aanhangig is bij den Economischen Raad. Hoe
een eventueel wetsontwerp er uit zal zien, is nog niet bekend,
maar met Burgemeester en Wethouders ben ik van oordeel,
dat daarin, naast de eischen van credietwaardigheid en vak
bekwaamheid, op een of andere wijze zal worden aangegeven
op welke wijze het behoefte-element dient te worden be
paald. In verband daarmede is een gemeentelijke regeling
eenigszins voorbarig en is het mij ook niet duidelijk, wat de
taak van een gemeentelijke commissie kan zijn, ten opzichte
van een wet, die er nog niet is.
Is het de bedoeling, dat de Raadscommissie een regeling
zal ontwerpen en de Raad daarop straks een zelfstandige
regeling zal treffen, dan rijst een ander bezwaar. De taak der
commissie zal geen gemakkelijke zijn en het zal geruimen tijd
vorderen, eer een ontwerp-verordening gereed is. Daarna zul
len Burgemeester en Wethouders, de commissie voor de
strafverordeningen gehoord, prae-advies moeten uitbrengen.
En wie kan nu zeggen, hoever het dan met de wettelijke rege
ling van Rijkswege staat? De mogelijkheid is aanwezig, dat
dan blijkt, dat al het werk van de commissie vruchteloos is
geweest.
Er is de vorige maal gewezen op de gemeente Bussum.
Welnu, de gang van zaken daar kan ons in dit verband wel
wat leeren. Op 22 Januari 1935 heeft men daar de benoeming
van een Raadscommissie in den Raad aan de orde gesteld.
15 October d.a.v., dus circa 9 maanden later, werd het rap
port der commissie naar Burgemeester en Wethouders ge
zonden om prae-advies, die op 29 October dat advies aan
den Raad deden toekomen. En wanneer men dan kennis neemt
van het achttal bezwaren, dat Burgemeester en Wethouders