810 28 NOVEMBER 1935. kan worden ondermijnd, zonder dat daartegen veel is te doen. Voor een gemeente als Breda, met zijn aangebouwde rand gemeenten, klemt dit wel heel sterk. En nu spreek ik nog niet van de moeilijkheid bij het be- oordeelen van de te stellen eischen. Men spreekt wel van objectieve eischen, maar zoowel bij de beoordeeling van de credietwaardigheid, vakbekwaamheid als het behoefte-element komt het ten slotte toch aan op een zeer subjectieve beoor deeling van velerlei factoren. En nu meen ik, dat ook hierom een landelijke regeling de voorkeur verdient boven een ge meentelijke, omdat zeker de objectiviteit bij de beoordeeling het dichtst zal worden benaderd naarmate men verder van het te beoordeelen object afstaat. Te meer mag hier mede worden gerekend, daar de landelijke regeling is te verwach ten, volgens den heer Van Arendonk zelfs in nabije toekomst. Mijnheer de Voorzitter. Het moge op z'n beurt prematuur schijnen nu reeds te spreken over de bezwaren van een even- tueele regeling, waar pas de instelling van een studiecommis sie aan de orde is, maar mocht de Raad tot het instellen dezer commissie besluiten, dan moge hij zich toch reeds nu reken schap geven van den weg, die daarmede wordt ingeslagen. Ten slotte nog iets over de door Burgemeester en Wethou ders beter of, als ik het prae-advies goed gelezen heb moest ik eigenlijk zeggen, de door Burgemeester en Wethouders minder overbodig geachte, gemengde commissie. Wanneer er een commissie moet komen, waarvan ik nog altijd de noodzakelijkheid niet inzie, dan schijnt mij de door het College gewenschte vorm eenigszins tweeslachtig. Het is dan niet meer een commissie uit den middenstand en ook niet een Raadscommissie. Naar mijn meening moet het het een of het ander zijn. Het liefst ware het mij geweest, dat de middenstand, in plaats van de zoo geroemde „loffelijke poging" om bij den Raad te komen en te verzoeken: „kijk toch eens, of er bij mij iets gedaan moet worden en zoo ja, zeg dan eens wat er moet gebeuren", zelf deze zaak ter hand genomen had, om dan met

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 810