12 FEBRUARI 1935.
81
Burgemeester en Wethouders kon medegaan. Die motieven
gelden, nog, zelfs nog sterker, omdat de ook maar eenigszins
belangrijke café- en restaurantbedrijven alle onder het ma
ximum aantal opcenten vallen. De achteruitgang in den om
zet is een factor, welke thans voor ieder bedrijf geldt; dit is
dus geen argument in deze kwestie, maar wèl het feit, dat
deze bedrijven zooveel meer personeele belasting moeten be
talen dan ieder ander bedrijf. Spr. vindt dit in hooge mate
onbillijk. Men kan niet in het oneindige doorgaan met be
lasting heffen; vele aanslagen zullen bovendien niet meer
binnenkomen. In de groote steden ziet men dan ook, dat vele
inrichtingen worden gesloten. Nu zullen door de voorgestelde
gelijkstelling de bedrijven in kwestie niet worden gered, doch
het is ten minste een tegemoetkoming; en vooral wordt de
billijkheid eenigermate betracht.
De heer BROOS zegt het volgende:
Mijnheer de Voorzitter.
Door den heer Van Aren donk wordt nu andermaal
het voorstel gedaan, de personeele belasting voor de café- en
restaurantbedrijven te verminderen, omdat anders vele dier
bedrijven zullen moeten sluiten. Dit geldt echter niet alleen
voor die bedrijven, doch evenzeer voor vele winkels. Om dit
verschijnsel waar te nemen behoeven wij niet naar een andere
stad te gaan wij kunnen er ons voldoende van overtuigen,
hoeveel winkelhuizen hier leeg staan, ondanks het feit, dat
het winkelbedrijf minder personeele belasting behoeft te be
talen dan de café- en restaurantbedrijven. Nu zou er mijns
inziens geen bezwaar tegen bestaan, de belasting voor laatst
genoemde bedrijven te verlagen, mits Burgemeester en Wet
houders de verzekering konden geven, dat het door de Ge
meente te derven bedrag op de een of andere wijze wel weer
zou kunnen worden gevonden. Ik kan er evenwel niet aan
medewerken, een gat in de begrooting te slaan, zonder dat
daarvoor eenige dekking wordt aangegeven.