28 NOVEMBER 1935. 825 39. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot wijziging van de verordening op de invordering van een straatbelasting in de gemeente Breda, luidende als volgt ,,In de invorderingsverordening van de straatbelasting komt, „voor wat betreft de verschijndagen der belasting, de vol- „gende bepaling voor: „De aanslagen, voorkomende op het primitief kohier, zijn „invorderbaar voor de helft op 1 Juli en voor de tweede „helft op 1 December." „Deze bepaling levert practische bezwaren op, omdat tus- „schen den datum van uitreiking der aanslagbiljetten - dit „jaar ongeveer half Juni en 1 Juli een te korten tijd bestaat. „De vaststelling van het primitief kohier houdt verband met „het verkrijgen der gegevens van de grondbelasting. Komen „deze later ter beschikking, dan wordt daardoor uiteraard de „uitreiking der aanslagbiljetten vertraagd. „Naar onze meening waren deze bezwaren te ondervangen, „indien artikel 3 der invorderingsverordening als volgt werd „geredigeerd: „De aanslagen, voorkomende op het primitief kohier, zijn „invorderbaar in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste „vervalt op den laatsten dag der derde maand, volgende op „die waarin het aanslagbiljet is uitgereikt en de tweede drie „maanden later. „De aanslagen, voorkomende op het aanvullingskohier, „zijn invorderbaar op 1 December van het jaar van den „aanslag. „De aanslagen zijn dadelijk en in één termijn invorder- „baar, wanneer de aangeslagene in staat van faillissement „is verklaard of op zijn roerende of onroerende goederen „executoriaal beslag is gelegd. „Op grond van het vorenstaande hebben wij de eer U voor „te stellen, de invorderingsverordening, vastgesteld in Uw

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 825