28 NOVEMBER 1935.
829
„Waar in het voorstel van Burgemeester en Wethouders
„deze verhoudingen vrij belangrijk worden gewijzigd, moeten
„er zeer speciale redenen daartoe zijn, welke niet uit het voor
stel en de toelichting blijken.
„Het wil ondergeteekende voorkomen, dat op een moment,
„waarop door de tijdsomstandigheden in het algemeen ver
daging der salarissen noodig is, het niet juist is om, zonder
„zeer duidelijk blijkende redenen, de bestaande verhoudingen
„in de ambtenaarssalarissen door ongelijke kortingen te ver-
Storen.
„Redenen, waarom ondergeteekende het voorstel sub 1
„doet en tevens door het voorstel sub 2 Burgemeester en
„Wethouders in de gelegenheid stelt om den Raad op korten
„termijn van eventueel billijke wijzigingen te overtuigen."
Spr. vraagt, of de heer J a n s s e n s zijn voorstel nog nader
wenscht toe te lichten.
De heer JANSSENS antwoordt bevestigend en zegt, dat
hem is gebleken, dat in het jaar 1926 een raadscommissie in
zake de onderlinge verhoudingen der ambtenaarssalarissen
is benoemd, die gedurende drie jaren deze aangelegenheid
heeft bestudeerd en daarbij vergelijkingen heeft gemaakt met
een aantal daarvoor in aanmerking komende gemeenten. In
1929 zijn de voorstellen dier commissie in den Raad bespro
ken. Toen zijn hier en daar enkele wijzigingen aangebracht,
doch over het algemeen is aangenomen, wat de commissie
voorstelde. Hieruit mag dus de conclusie getrokken worden,
dat men een regeling verkregen had, die algemeen bevre
digde. Het komt Spr. daarom vreemd voor, dat men thans
het onderling verband tusschen de salarieering der verschil
lende functies gaat verbreken en de zaak individueel gaat
bekijken. Spr. vreest, dat dit aanleiding zal geven tot grooten
onderlingen naijver. Indien het noodzakelijk wordt geacht,
wijziging te brengen in de salarieering van bepaalde functies,
dan kan men die functies beter naar een andere groep over
brengen. Dat men dit heeft nagelaten is Spr.'s grootste be-