840 28 NOVEMBER 1935. het instituut van het Georganiseerd Overleg, als dat voorstel door den Raad zou worden aanvaard. Wethouder VAN MIERLO zegt, bij de beantwoording der verschillende Sprekers nog iets vergeten te hebben. Spr. kan nog mededeelen, dat over de voorgestelde regeling voeling - geen overleg is gehouden met het betrokken Departement. Burgemeester en Wethouders hebben na lang voorbereidend onderzoek de regeling opgezonden naar Binnenlandsche Za ken en toen een brief terug gekregen, dat men als geheel daarmede wel accoord kon gaan, behoudens enkele wijzigin gen; dit zegt toch ook wel iets. Wethouder VAN DER WERF wil even opmerken, dat hij het voorstel-J a n s s e n s eenigszins anders aanvoelt dan de?overige leden van het College van Burgemeester en Wet houders. Spr. weet, dat de Voorzitter en de leden van de Commissie voor het Georganiseerd Overleg veel bemoeiingen met de voorgestelde herziening hebben gehad, maar hij kan niet inzien, dat aanneming van het voorstel-J anssens het wegnemen van de daarvoor verschuldigde waardeering zou beteekenen. Zooals door den heer Janssens reeds is ge releveerd, heeft de Salariscommissie van 1929 niet de salaris regeling van één, maar van achttien gemeenten vergeleken met die van Breda, waardoor hier een regeling is verkregen, welke algemeen bevredigde. Spr. kan daarom niet begrijpen, waarom er nu ineens zoo'n onbillijkheid wordt gezien in dc bestaande salarieering van enkele groepen. Weliswaar wor den enkele functies in Den Bosch hooger bezoldigd dan hier, maar Spr. kan daarin geen onrechtvaardigheid zien. Hij ge looft, dat de heer Janssens zijn tweeledig voorstel doet: le. in het belang van de ambtenaren er zou anders van hoogerhand weieens een korting van 3 èn een van 5 kunnen worden opgelegd en 2e. om 3e raadsleden nader in te lichten.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 840